Voordat baardagamen in de paringstijd komen is het nodig om een winterrust te houden. Bij baardagamen duurt de winterrust ongeveer 6 tot 8 weken. Tijdens de winterrust dient nog wel ongeveer 6 uur licht en warmte te worden geboden. Ik raad wel aan om minder warmte en licht aan te bieden dan gewoonlijk. Vlak voor je aan de winterrust begint bouw je per week 1 uur licht af totdat je op nog maar 6 uur licht aankomt. Na de winterrust bouw ik de lichtduur weer geleidelijk op. Op dit moment zullen geslachtsrijpe baardagamen een ander soort gedrag gaan vertonen, paringsgedrag. Het paringsgedrag van baardagamen is heel makkelijk te herkennen. Ze hebben bepaalde handelingen waarmee ze hun soortgenoten laten zien dat ze willen paren. Een mannetje vertoond echter ander paringsgedrag dan het vrouwtje. Beiden zullen we laten zien. 
Wanneer een man rijp is om te paren is dit heel duidelijk te zien. Zodra het mannetje bij een geslachtsrijp vrouwtje wordt gezet en hij wil paren wordt zijn baard pikzwart. Ook gaat hij heftig met zijn kop knikken en jaagt hij achter het vrouwtje aan.
Een vrouwtje dat wil paren doet iets heel bijzonders, ze gaat namelijk zwaaien. Heel langzaam zwaait ze met 1 of beiden pootjes en soms 'wappert' ze zelfs met haar handje. Jonge baardagamen zwaaien ook maar dat zegt niets over hun geslacht. Wanneer baardagamen jong zijn zwaaien zowel vrouw als man. Een volwassen vrouwtje dat zwaait is klaar om te paren. Verder knikken vrouwen ook terug naar de man. Onze ervaring is dat de vrouw langzamer knikt dan de man.
Als het vrouwtje gezwaaid heeft en het mannetje wil paren gaat hij haar domineren. Hij bijt haar in haar nek en houdt haar in bedwang. Schrik niet, het mannetje kan behoorlijk ruw zijn en kleine wondjes veroorzaken in de nek van het vrouwtje, dit is normaal. Als het mannetje TE ruw wordt kun je beter ingrijpen en het vrouwtje na een tijdje weer bij het mannetje plaatsen. Het paringsgedrag kan een behoorlijke tijd duren, ze paren meestal niet meteen. Na een periode van zwaaien, kopknikken en nekbijten volgt dan als alles goed gaat een paring. De man kruipt op het vrouwtje, haar onderwijl bijtend, en krult zijn staart om de hare zodat zijn hemipenissen contact kunnen maken met de cloaca (holte) van het vrouwtje. Als het vrouwtje bevrucht is zal het als alles goed gaat eieren gaan ontwikkelen.Wanneer een vrouwtje bevrucht is en goed doorvoed zal het na enige weken na de paring dikker worden en bulten in de onderbuik vertonen. Als je voorzichtig voelt kun je deze bulten goed onderscheiden, je voelt dan de eieren zitten. Zodra je vermoed dat het vrouwtje zwanger dien je geschikte legplaatsen te creëren. Een geschikte legplaats is beschut en vochtig. Verder dient het vrouwtje wel enige diepte te moeten krijgen om haar hol te maken, een laag zand van ongeveer 10 centimeter is voldoende. Echter hoe dieper hoe beter, omdat een dikkere laag zand beter vocht vasthoudt. Als het vrouwtje bereid is om te leggen zal zij stoppen met eten(ongeveer een dag) en gaan graven op de vochtige plaatsen tot ze een goede nestplaats heeft. Aangeraden wordt om het vrouwtje extra kalk te voeren wanneer zij zwanger is voor betere eierlegsels. Dit kan door middel van het voeren van kalkrijke voederdieren (muizen of wasmotten). Als ze uiteindelijk haar eieren gelegd heeft in haar zelfgegraven hol zal ze dit hol weer dichtmaken door het zand hard aan te stampen met haar voorhoofd. Laat het vrouwtje dit gedrag afmaken, een vrouwtje dat haar hol niet volledig mag toedekken zal enige tijd verward over komen en duidelijk uit haar hum zijn. 
Baardagamen leggen gemiddeld tussen de 15 en 25 eieren. Het kan echter ook voorkomen dat het eilegsel varieert van 6 tot 40. Vrouwtjes leggen rond de 3 tot 5 keer met tussenperiodes van 2 tot 5 weken in het paarseizoen. Het aantal legsels bouwt op naarmate het dier ouder wordt, houdt hier rekening mee. Als het vrouwtje uiteindelijk gelegd heeft dien je de eieren heel voorzichtig weg te halen en zorg dat je het zand op dezelfde manier teruglegt als het was. Het vrouwtje zal het meteen merken als de legplaats veranderd is en kan hier erg gestresst van raken. Het is van belang dat de eieren niet gedraaid worden omdat de embryo's niet met een hagelsnoer vastzitten aan het ei net als bij bijvoorbeeld vogels. Wanneer de eieren net gelegd zijn, zijn ze nog niet zo gevoelig voor draaien echter na een aantal uren "settelen" de eieren en mogen ze niet meer gedraaid worden. Plaats de eieren in bakjes gevuld met vochtig vermiculiet. Het vermiculiet dient vrij vochtig te zijn ongeveer een 1:1 verhouding water : vermiculiet. Een goede maatstaf is dat je de vermiculiet wel moet kunnen kneden maar er geen laagje water in het bakje mag staan. Graaf de eieren tot ongeveer voor 2/3 in. Slechts de bovenkant mag zichtbaar zijn en plaats de bakjes in een speciale broedstoof.
De broedstoof (au bain marie) is gevuld met een laag water. De bakjes met eieren mogen niet in het water gezet worden maar op een plateau boven het water. Het gaat erom dat de broedstoof vochtig genoeg is. De tempratuur in de broedstoof moet ongeveer 29,5 graad zijn. De temperatuur van de broedstoof kan bepalend zijn voor het geslacht van de jongen agaampjes. Bij een lagere temperatuur is de kans op vrouwtjes hoger en bij een hogere temperatuur is de kans op mannetjes groter Gemiddeld komen de eieren na 50 tot 70 dagen uit. Het duurt dan ongeveer 2 tot 3 dagen voordat alle eieren uitgekomen zijn. Zorg dat de al uitgekomen jongen de andere eieren niet vertrappen. Opmerking: Verschillende nesten mogen NIET samen opgekweekt worden, dit dient apart te gebeuren. Mijn ervaring is dat er altijd een aantal jongen worden geboren met de dooierzak nog aan de navel. Dit kan worden behandeld door de dieren een tijdje(een dag of drie) in een klein vochtig bakje in het terrarium apart te zetten. Dit bakje wordt vochtig gehouden door er onderin een nat gaasje in aan te brengen. Na een tijdje zal de dooierzak vanzelf loslaten en de navel sluiten.
Wanneer alle jongen uitgekomen zijn plaats je ze in een apart terrarium. Verzorg de jongen in het begin in een bak van 50x50x50 en als ze groter zijn plaats je maximaal 10 jongen in een bak van 100x50x50. Houd de dieren goed in de gaten, in een te klein terrarium en met te weinig voer (kleine insecten) worden er nog wel eens staarten of tenen afgebeten. De jongen zullen ook al vrij snel groenvoer eten. Jongen moeten elke dag besproeid worden met water. Waterbakjes worden afgeraden omdat jongen hier snel in kunnen verdrinken. Wanneer de dit toch wilt doen raad ik an om een colafles-dop als waterbak te gebruiken. Voeg aan zowel eten als drinken regelmatig vitaminen en mineralen toe en zorg voor voldoende UV licht. Veel succes!